Nyamata ligt nog geen twintig minuten rijden van Kigali. Sinds een jaar zoeft het verkeer over een door Duitsers aangelegde Autobahn, die u overigens in nog eens een half uur tot aan de Burundese grens brengt.
In Nyamata staat een kerkje, en daar liggen de stoffelijke resten van 11.000 mensen. Vermoord in en rond dat kerkje tijdens de eerste drie dagen van de genocide. Ik ben er vaak geweest, elke keer ziet het monument er meer gesofisticeerder uit, maar het blijft altijd afschuwelijk en indrukwekkend.
De laatste twee keer werden we rondgeleid door een jongeman van een jaar of 24. Hij heette Victor (niet zijn echte naam) en vertelde tot in de meest gruwelijke details wat er op 7,8 en 9 april 1994 in dat kerkje was gebeurd. Het was zo gruwelijk detaillistisch dat ik me afvroeg of hij het verzon of dat hij dat op een andere manier wist. Tegelijkertijd vertelde Victor een verhaal vol nuances, hij noemde het eerste kwartier geen enkele keer de etnische termen en toen hij het wel deed, legde hij uit dat de scheiding der geesten hier teruggaat tot ver voor de koloniale periode – een erg onpolitiek verhaal, dat de machthebbers liever niet horen. Zij vinden het simpeler om gewoon de Belgen de schuld te geven, want dan treft hen geen blaam. Als je dat maar vaak en hard genoeg zegt, gaat iedereen erin geloven, inclusief jezelf.
Aan het eind van de rondleiding vroeg iemand hem of er onder de 11.000 mensen overlevenden waren geweest. En Victor zei dat dat inderdaad het geval was geweest: eerst 16, waarvan er 9 al snel alsnog de dood vonden. Van de zeven overgeblevenen werd er een in 2003 vermoord en de andere in 2009, allebei uit vrees dat ze zouden getuigen tijdens de gacaca processen. “Toen waren er nog vijf en ik ben een van die vijf”, zei Victor.
Bijna dagelijks leidt hij mensen rond op de plek waar zijn vader, zijn broer en zijn moeder zijn vermoord en waar hij zich drie dagen lang onder lijken had verstopt om te kunnen ontkomen – 8 jaar oud toen.
Het verhaal is nog niet klaar. Hij wist wie de moordenaar van zijn moeder was en tijdens een gacaca proces werd deze voor vijf jaar de gevangenis in gestuurd. “Na drie maanden was hij weer vrij”, zei Victor. “Hij was een hele grote belangrijke man en kon zich zo vrijkopen.” Hij was nog naar de politie gegaan maar die had hem gezegd de zaak maar te laten rusten.
In dit land vindt geen verzoening plaats omdat er teveel onrecht is. Een paar dagen later ontmoet ik een meisje van de leeftijd van Victor. Ze woont in Kigali maar komt… uit Nyamata. Toeval bestaat niet. Haar vader is er gedood, een eenvoudige kruidenier. Haar oom werd in dat kerkje vermoord. De gacaca had ook haar niets opgeleverd, de moordenaars liepen vrij rond.
Zij niet. Net als Victor gevangen in een traumawereld, de een als gids op de plek van de hel, de andere in een bar op zoek naar een beter leven. Ze hadden beide hun school afgemaakt maar ze konden niets met hun diploma’s, er was of is geen werk en als het er wel is is het niet voor hen.
Er groeit in dit land een hele generatie op, de twintigers die jonge kinderen waren in 1994. Een lost generation. Ze worstelen zich door het leven, vader dood, moeder arm en verweesd ergens op de heuvels, zelf verantwoordelijk voor een broer hier of een zus daar. Ze zijn naar school geweest, zitten soms zelf op de universiteit. Maar van al die geestelijke stof blijft er niets hangen, omdat ze nachtmerries hebben, met de herdenkingsweek inj april doodsbang naar Kigali vluchten uit angst vermoord te worden; niet gehoord werden tijdens de gacaca en ze worden nog steeds geconfronteerd met het afschuwelijke verleden omdat de moordenaars, de daders, de verkrachters gewoon vrij rond lopen.
Ik leidde laatste een groep Belgen rond, een man of 14, leuke mensen. Ze vergaapten zich aan de glaspaleizen in Kigali en waren vol bewondering over de groei en de ontwikkeling die dit land doormaakt. Ik vertelde ze dat letterlijk direct achter die glaspaleizen de lemen huisjes staan van de mensen die niet profiteren van de ontwikkeling en de economische groei. Als gevolg van het feit dat ze met hun hoofd en hart niet meer meekunnen en weten dat ze dat ook in de toekomst niet kunnen.
Niemand en dan ook werkelijk niemand bekommert zich hier om de slachtoffers van de genocide. Ze worden op herdenkingsbijeenkomsten gebruikt als vaandel om de schuld van de internationale gemeenschap nog eens af te roepen. Maar voor de rest horen ze hier niet eens meer thuis. Het land wordt geleid en vertegenwoordigd door lieden voor wie de genocide net zo’n abstract begrip is als voor al die munzungu die hier verkeren of bezoek komen; we waren er immers allebei niet in april 1994.
De overlevenden wel maar zij worden niet capabel geacht om dit land te vertegenwoordigen of te verkopen; zij passen niet bij het imago van glaspaleizen.
Victor en al die andere moeten het doen met lemen huisjes waarin ze zichzelf en hun trauma’s mogen verstoppen. Wat ik eraan toe wil voegen is dit: dat de machthebbers het zo bekijken omdat hen dat om een heleboel politieke redenen beter uitkomt, dat is uiteindelijk nog hun recht ook, hoewel niet hun goed recht.
Maar de leden van de internationale gemeenschap zouden toch eindelijk eens hun ogen en oren moeten openen om te zien en te begrijpen hoeveel ellende er in dit land verborgen is. De verloren generatie van de twintigers is daarvan het meest navrante voorbeeld, omdat die een leven voor zich zouden moeten hebben in plaats van verloren.